Afgelopen zomer meldde beroepsvisser Peter de Man uit Barendrecht de vangst en een uitzonderlijk grote steur van meer dan een meter lang. Een steur van deze lengte is in Nederland een zeldzaamheid. De Atlantische steur (Acipenser sturio) kwam van nature in onze rivieren voor, maar sinds 1952 zijn er geen grote steuren meer gevangen. De soort staat er dan ook slecht voor. In de Gironde (Frankrijk) is uitgebreid onderzoek naar steuren gedaan, waarbij geprobeerd is het bestand te herstellen door kunstmatige opgekweekte jongen in de Gironde te zetten. Een aantal hiervan is eerder in Nederlandse wateren teruggevangen. De melding van de grote steur in Rotterdam wekte bij het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek de hoop op een groot geworden exemplaar uit de Gironde. Helaas bleek dat niet het geval te zijn: de Rotterdamse steur behoort tot de soort Acipenser baeri, Siberische steur.
Kenmerken zijn de gespleten onderlip, de onvertakte baarddraden, de circa 50 beenplaten langs de zij, en de lengte. Deze steur komt van nature voor in de rivieren in Noord-Siberië, daar is ook uitgezet in de Oostzee. Daarnaast wordt de soort veelvuldig gekweekt en als siervis in tuincentra verhandeld. Het lijkt het meest waarschijnlijk dat dit exemplaar uit een tuinvijver afkomstig is. In de afgelopen jaren zijn siersteuren (Russische steur, Siberische steur en sterlet) met regelmatig in de Nederlandse wateren opgedoken. Dit waren echter altijd kleine exemmplaren (20-70 cm).
Het zag er dan ook naar uit dat ontsnapte siersteuren geen kans zagen in onze wateren te overleven of voort te planten. De Rotterdamse steur is veel langer en zat hoogstwaarschijnlijk vol met eieren. Het lijkt er daarom nu op dat een ontsnapte siersteur wel degelijk langer kan overleven. Of ze nu ook tot voortplanting kunnen komen, zal nog moeten blijken. De steur is na het onderzoek weer in het water terug gezet.