Van de oude oostelijke trap naar de westelijke trap gedoken. Bij het ondergaan was het zicht heel slecht. Dit vanwege de stevige wind die op de kant stond te blazen. Vanaf 5 meter klaarde het op en gingen we langzaam steeds dieper richting de twaalf meter. Diverse slakkeneieren en een paar slanke waaijerslakken. We hebben hard gezocht naar koffieboontjes, maar helaas niet gevonden. Nog wel een donderpadje en heel veel zeespinnen. Het leven begint langzaamaan wat op gang te komen. De fluwelen zwemkrabben hebben een tik gehad door de kou en de brokkelsterren lijken er geen problemen mee te hebben gehad. Omdat we lang beneden de 10 meter gehangen hebben zaten we snel in de reserve en waren we in een uur weer boven. |
| |